dinsdag 19 juni 2018

Foto’s 19 juni















19 juni

De zon scheen om 5.00 uur door het slaapkamerraam, de vogeltjes floten en ik had zin om op te staan maar dan zou ik drie anderen wakker maken.
Lekker warm in mijn slaapzak doezelde ik nog even verder om een uur later dan toch op te staan.
Het was nog steeds behagelijk in de hut, Luc vertelde dat hij er voor het slapen gaan nog hout in had gedaan.
De 6 eieren hadden de tocht van gisteren overleefd, we kookten er vier , voor elk van ons een, en bakten een omelet om op ons brood te doen voor tussen de middag.
Om 8.30 uur stonden we buiten, het was prima wandelweer: blauw met wat wolken.
Het grootste deel van de dag liepen we door het bos, zelfs een stuk ooerbos waar het zo donker was dat foto’s maken geen zin had.
Met flitser werd het een soort disco-bos, afgrijselijk, dus maar niet gedaan.
De ochtend liepen we grotendeels berg op, er kwam geen eind aan.
Over allerlei kronkelpaadjes met boomwortels, stenen en af en toe het zompige geluid van onze schoenen als we over natte stukken mos liepen of een stroompje moesten oversteken wat eigenlijk nèt even te breed was.
Onze schoenen hebben heel wat water getrotseerd vandaag.
Bij een grote boerderij op de top van een berg, Søndre Spitalen, maakten we in de herberg een lekker bakkie koffie en een stuk chocola wat ik nog van thuis onder in mijn rugzak vond -:)
We naderden het oerbos, Romsæterberget, waar bomen staan van wel een meter doorsnee.
We hebben ze niet gezien, het was er veel te donker maar op elke folder worden ze genoemd.
Rond 13.30 uur kwamen we uit het bos en zagen we het meer Mjøsa voor ons liggen.
Enorm groot als je het zo van boven zag.
Gisteren hadden we in Eidsvol de zuidelijke oever gezien en pas over 6 dagen komen we bij de noord oever in Lillehammer.
Via het asfalt liepen we naar beneden en na een paar afslagen liepen we recht op de camping af.
We hebben een huisje met uitzicht op het water, helemaal geweldig.


Foto’s 18 juni

















18 juni

Vannacht was ik vaak wakker en als ik het ooglapje afdeed was het licht.
Niet een keer hoefde ik het licht aan te doen, het was een vreemde gewaarwording.
Na een kop koffie gingen we naar Eidsvol om bij de supermarkt in te slaan voor de komende twee dagen.
Blikjes vis, een stukje blauwader kaas, eieren, kultuurmelk, een heel bruin brood en groenten voor vanavond, het was zowaar een hele boodschappenlijst.
Her en der probeerden we het in onze rugzakken te krijgen ervoor zorgend dat de eieren niet braken.
Omdat nog niets gegeten hadden gingen we aan de overkant in een cafeetje zitten.
Het was er erg knus, alle stoelen waren anders, er stond een stoffen bank, in een hoek een zitje met een schemerlamp en twee fauteuils waar wij gingen zitten.
De broodjes brie die de cappuccino vergezelden waren goed.
We verstuurden een mail dat we de komende twee dagen ondergedoken zaten in het bos waarna we vertrokken.
Eerst ging het over asfalt maar al snel liepen over een weg waarbij we regelmatig over het erf van een boerderij moesten om na een paar kilometer het bos in te duiken om er niet meer uit te komen.
Soms was het een weg waar ook de houthakkers gebruik van maakten, soms een smal bospaadje en als klap op de vuurpijl een pad wat niet onderhouden was en we bukkend of klimmend omgevallen bomen passeerden, glibberden over stenen, wadend door poeltjes of drassig mos en soms alles droog en recht hielden op ladders die neergelegd waren als het allemaal te gortig werd.
Ik vond het geweldig om zo kruip door, sluip door langs de oevers van een riviertje te lopen maar Sieb had een vrij grote rugzak en zat regelmatig klem in de takken.
Toch geven dat soort onverwachte wandelpaden de dag extra glans.
In het bos hoorden we vaak iets klingelen en opeens kwam daar een schaap met twee lammeren ons tegemoet, de bel hing om haar nek.
Op haar dooie gemak passeerde ze ons, van niets en niemand bang.
Het waren de enigen die we in het bos zijn tegengekomen.
Soms hoorden we een vogeltje maar niet veel en aan de drollen op het pad was op te maken dat er naast de schapen ook konijnen en iets anders rond liep maar wat dat andere was, we hadden geen idee.
Al wandelend kwamen we bij een groot meer wat de uitloper was van Mjøsa het grootste meer van Noorwegen.
Een enorm meer zoals het zich voor ons uitstrekte.
We passeerden een onbemande hut, liepen via de route naar het meer, gingen weer een berg op waar op de top nog een onbemande hut stond waar we nu zitten: Finnsbråten.
De hut delen we met twee pelgrims uit België, Marleen en Luc, waar we ook de twee voorgaande nachten het onderkomen mee gedeeld hebben.
Luc loopt vanuit Sicilië naar het noorden van Europa en Marleen vergezeld hem op het Olavspad.
Het was bij aankomst behoorlijk koud in de hut maar tijdens het koken heeft Sieb het houtkacheltje aangekregen, een Jøtul :-).
Met het natte hout begon het mistig te worden binnen maar Luc vond droog hout en binnen de kortste keren was de hut heerlijk warm.
Sieb pompte  water bij een put in het bos, het toilet was in een houten hokje in de tuin en de douche moesten we er vandaag maar bij denken.
Moe stapten we rond half tien in bed.